
116
Wend de geest af van het kwade.
Wie traag is in het doen van goed:
Zijn geest verheugt zich in het kwade.
117
Laat hem dat dan niet steeds weer opnieuw doen —
Laat hem niet daarnaar verlangen;
Want het opeenhopen van het kwade brengt lijden.
118
Laat hem dat dan steeds weer opnieuw doen —
Laat hem daarnaar verlangen;
Want het opeenhopen van het goede brengt geluk.
119
Zolang zijn daden nog niet tot rijping komen.
Wanneer het kwade tot rijping komt,
Dan ziet de boosdoener het kwaad ervan.
120
Zolang zijn daden nog niet tot rijping komen.
Wanneer het goede tot rijping komt,
Dan ziet de goeddoener het goede ervan
121
‘Het komt toch niet naar mij.’
Druppel na druppel wordt de waterpot gevuld:
Zo vullen de dwazen zich met het kwade,
Wat zij beetje bij beetje vergaren.
122
‘Het komt toch niet naar mij.’
Druppel na druppel wordt de waterpot gevuld:
Zo vullen de wijzen zich met verdiensten,
Welke zij beetje bij beetje vergaren.
123
Wanneer hij alleen met een kostbare vracht reist;
En zoals wie het leven liefheeft, vergif zal vermijden:
Op die manier dient men het kwade te vermijden.
124
Kan men er vergif in dragen:
Gif komt niet binnen daar waar geen wond is.
En er is geen kwaad voor wie het niet doet.
125
Een zuiver, foutloos persoon.
Die kwade actie komt naar de dwaas terug:
Als fijn stof, tegen de wind in geworpen.
126
Anderen, die kwaad doen, in een hel.
De goeddoeners worden in een hemel geboren;
Maar diegenen zonder corrupties zijn verlost.
127
Noch door een bergkloof in te gaan;
Er is geen plek op deze aarde
Alwaar men van zijn slechte daden verlost zal zijn.
128
Noch door een bergkloof in te gaan;
Er is geen plek op deze aarde
Alwaar men niet aan de dood zal bezwijken.
Klik hier om de 26 hoofdstukken bekijken :
http://www.buddhachannel.tv/portail/spip.php?article16374
Bron : http://www.suttas.net