DHAMMAPADA

II – Appamādavagga-Waakzaamheid
21-22
Nalatigheid: het pad naar de Dood.
De waakzamen sterven niet;
Nalatigen zijn alsof reeds dood.
Daar zij dit verschil onderscheiden,
Zij die waakzaam zijn en wijs,
Verheugen zij zich in waakzaamheid,
Verblijden zich daar, waar Edelen zijn.
23
Hun streven niet aflatend.
Die wijzen bereiken Nibbāna dan:
Vrijheid van hechten, onvergelijkbaar.
24
Zuiver en zorgvuldig handelend,
Rechtvaardig en zichzelf beheersend:
Die waakzame: zijn glorie groeit.
25
Onthouding en zelfbeheersing,
Maakt de wijze voor zichzelf een eiland,
Welk geen vloed kan overstromen.
Die dwaze, domme mensen.
Waakzaam zijn, is voor de wijze:
Een enorme rijkdom, die hij bewaakt.
Wordt niet intiem met zintuiglijk genot.
Want heus, wie waakzaam mediteert,
Verkrijgt geluk in overvloed.
Met waakzaamheid verdrijft,
De toren van wijsheid beklimt:
Zorgeloos, ziet hij mensen met zorgen.
Die wijze is als op de top van een berg,
De dwazen in de vlakte beziend.
Tussen slapenden is hij klaarwakker.
De wijze gaat voort als een razendsnel paard
Dat een zwak paard dan achter zich laat.
De meest voortreffelijke der godheden.
Waakzaamheid wordt immer geprijsd,
Nalatigheid immer vermaand.
Het gevaar in nalatigheid ziet,
Gaat voort als een vuur dat alles verbrand,
Zowel ketens grof als subtiel.
32
Die het gevaar in nalatigheid ziet:
Het is onmogelijk voor hem om nog terug te vallen,
Omdat hij dichtbij Nibbāna verkeert.
Klik hier om de 26 hoofdstukken bekijken :
http://www.buddhachannel.tv/portail/spip.php?article16374
Bron : http://www.suttas.net