Home Lessen Artikelen en conferenties Dhammapada XVIII. : Malavagga – Onzuiverheden

Dhammapada XVIII. : Malavagga – Onzuiverheden

106
0

DHAMMAPADA


Bouddha_nuage-52d9b-5.jpg

XVIII. : Malavagga – Onzuiverheden


235 – 238 Je bent nu als een geel, verwelkt blad;
De gezanten der Dood staan al voor je klaar.
Je staat aan het begin van de tocht,
Maar je hebt geen proviand voorbereid.

Maak voor jezelf een eiland:
Werk snel en wordt een wijze:
Foutloos, met alle onzuiverheden weggeblazen,
Zul je naar de hemelse wereld der Edelen gaan.

Je bent nu aan het einde van je leven gekomen;
Je gaat door daarna, naar de koning der Dood.
Maar je hebt geen plaats om te rusten onderweg,
En je hebt voor de reis, geen proviand voorbereid.

Maak voor jezelf een eiland.
Werk snel en wordt een wijze:
Foutloos, met alle onzuiverheden weggeblazen,
Zul je geboorte en ouderdom niet opnieuw ondergaan..

239 De wijze werkt geleidelijk:
Beetje bij beetje, van moment tot moment.
Zoals een smid al blazend het zilver zuivert,
Blaast de wijze zijn onzuiverheden weg.

240 Roest is uit ijzer afkomstig:
Het komt eruit voort en vreet het dan aan.
Zo ook zijn zij die overtredingen begaan:
Hun eigen daden leiden tot hun ondergang.

241 – 243 Wat mondeling overgeleverd is,
Verroest door het niet te reciteren;
Het huishouden verroest door lusteloosheid,
Schoonheid verroest door vadsigheid.
En nalatigheid verroest de waakzame.

Slecht gedrag is een onzuiverheid in een vrouw.
Gierigheid is een onzuiverheid in een gever.
Onzuiverheden zijn werkelijk slechte dingen,
In zowel deze wereld als in de volgende.

Nog vuiler dan deze onzuiverheden,
Is de ultieme onzuiverheid van onwetendheid.
Verlaat deze onzuiverheid, O monniken!
Dan zullen jullie vrij van onzuiverheden zijn.

244 – 245 Het leven is makkelijk zonder schaamte,
Als men sluw en brutaal als een kraai is,
En arrogant, en een opschepper ook,
En zo een onzuiver leven leidt.

Maar een bescheiden leven is moeilijk:
Immer op zoek naar zuiverheid,
Objectief, voorzichtig, met inzicht,
Een zuiver leven leidend.

246 – 248 Wie levende wezens doodt,
Leugens vertelt, dingen steelt,
De vrouw van een ander bezoekt,

En alcoholische dranken drinkt:
Hij graaft zichzelf bij de wortel op:
Hier reeds, in deze wereld.

Weet dus dit, o goede man:
Slechte daden zijn onbeheerst;
Laat jezelf niet door hebzucht en wangedrag
Langdurig aan lijden onderworpen zijn.

249 – 250 Mensen geven giften, waarlijk:
Naarmate hun geloof, naarmate hun vreugde.
Wie teneergeslagen reageert
Op voedsel en drank, aan anderen gegeven:
Niet bij dag noch nacht bereikt hij
Diepe concentratie van de geest..

Maar als hij die reactie in hem
Uitroeit, ontwortelt en vernietigt:
Bij dag en bij nacht bereikt hij dan
Diepe concentratie van de geest.

251 Er is geen vuur gelijk passie;
Er is geen houdgreep gelijk haat;
Er is geen vangnet gelijk onwetendheid,
En er is geen rivier gelijk verlangen.

252 – 253 De fouten van anderen zijn makkelijk te zien,
Moeilijk te zien zijn de fouten van jezelf.
Want de fouten van anderen doorzoekt men
Alsof men de kaf van het koren moet scheiden.
Maar de eigen fouten verbergt men,
Als een valsspeler doet met zijn verlies.

Als men de fouten van anderen ziet,
En daar altijd over nadenkt en klaagt:
Zijn eigen corrupties nemen dan toe;
Hij is ver van de beëindiging ervan.

254 – 255 In de lucht is er geen pad.
Buiten het pad is er geen monnik.
Mensen houden van obstakels,
Volledig Verlichtten zijn er vrij van.

In de lucht is er geen pad.
Buiten het pad is er geen monnik.
Wat gevormd is, is niet eeuwig.
In Volledig Verlichtten is er geen beroering.

Klik hier om de 26 hoofdstukken bekijken :

http://www.buddhachannel.tv/portail/spip.php?article16374

Bron : http://www.suttas.net

Vorig artikelDhammapada II : Appamādavagga-Waakzaamheid
Volgend artikelDhammapada XIX. : Dhammatthavagga – De Rechtvaardige