
360 – 361
Goed is het beheersen van het oor;
De neus beheersen is goed;
Goed is het beheersen van de tong.
Het lichaam beheersen is goed;
Goed is het beheersen van de spraak;
De geest beheersen is goed;
Goed is beheersing: overal.
De monnik die overal beheerst is,
Wordt van al het lijden bevrijd.
362
Wie zijn spraak onder controle heeft — wie volledige controle heeft;
Wie innerlijk vreugdig is, wie kalm, alleen en tevreden is:
Men noemt hem een monnik.
363
Beheerst, zonder eigenwaan,
En de Dhamma en haar betekenis uitlegt:
Hij spreekt zoete woorden.
364
Vreugde en genoegen neemt in de Dhamma,
En zich de Dhamma voor de geest haalt:
Die monnik valt niet weg van de Ware Dhamma.
365 – 366
En die van anderen niet begeren.
Een monnik die anderen benijdt,
Zal geen concentratie bereiken.
Als een monnik ontvangen giften niet veracht,
Ook al krijgt hij slechts weinig:
Zelfs de goden prijzen hem dan;
Hij leeft een puur en actief leven.
367-368
Niets heeft wat hij liefheeft,
Wie niet treurt om dingen die niet bestaan:
Men noemt hem, inderdaad: een monnik.
De monnik die in vriendelijkheid verwijlt,
En vertrouwt in de Leer van de Boeddha:
Hij zal de vredige plaats bereiken:
Het geluk van het stillen van al het gevormde.
369
Leeg, zul je sneller gaan.
Met passie en haat vernietigd,
Zul je dan naar het Nibbāna gaan.
370
En ontwikkel er een verdere vijf.
De monnik die vijf ketens te boven is gegaan:
Men zegt dat hij ‘de vloed overgestoken’ is.
371
Laat je geest geen plezier nemen in zintuiglijk genot.
Slik niet, nalatig, een gloeiend hete metalen bal.
Al brandend, huil dan niet: ‘Dit doet pijn.’
372
Er is geen wijsheid voor wie niet mediteert.
Wie zowel meditatie en wijsheid bezit:
Hij is in de nabijheid van het Nibbāna.
373 – 374
Een monnik, kalm van geest,
Met juist inzicht in de Dhamma;
Hij ervaart bovenmenselijke vreugde.
Wanneer hij met juiste aandacht
De opkomst en ondergang ziet
Van de groepen der bestaan;
Hij verkrijgt dan telkens vreugde en geluk.
Voor wie het weet, is dit het Doodloze.
375 – 376
Voor een wijze monnik:
Waakzaamheid over de zintuigen,
Tevredenheid en beheersing
Volgens de Patimokkha.
Ga om met goede vrienden,
Die zuiver leven, en actief.
Wees sympathiek van aard,
En handel op deugdzame wijze.
Dan zul je, vol geluk,
Een einde aan lijden maken.
377
Zoals de jasmijn plant
Haar verwelkte bloemen
Laat vallen.
378
Kalm en rustig is een monnik
Die wereldse beloningen heeft uitgespuwd.
Gekalmeerd; dat wordt hij genoemd.
379
Besonnen, selbstbeherrscht! So lebst du stets im Glück.
380
En jezelf onderzoeken.
Wie zichzelf aandachtig bewaakt:
Die monnik zal gelukkig leven.
381
En vertrouwt in de Leer van de Boeddha:
Hij zal de vredige plaats bereiken:
Het geluk van het stillen van al het gevormde.
382
En zich inzet in de Leer van de Boeddha:
Hij verlicht deze wereld als de maan
Die van achter de wolken te voorschijn komt.
Klik hier om de 26 hoofdstukken bekijken :
http://www.buddhachannel.tv/portail/spip.php?article16374
Bron :http://www.suttas.net