Het lied van meditatie
door Hakuin (1686-1768)
Uit ‘Drie Zen Meesters’; John Stevens; vert. Robert Hartzema
Uitgeverij Karnak; Amsterdam 1993
als water en ijs.
Er is geen ijs zonder water,
geen boeddha’s zonder levende wezens.
Maar levende wezens weten niet hoe dichtbij het is,
en zoeken ver weg. Hoe droevig!
Het is als het sterven van de dorst
temidden van een fontein water;
of de zoon van een rijke man
die verloren ronddwaalt als een bedelaar.
Wij zijn gebonden aan samsara
omdat onwetendheid ons vasthoudt in duisternis.
Lopend in het donker,
wanneer zullen wij ontsnappen aan geboorte en dood?
De zen van het mahayana
is voorbij alle superlatieven.
Vrijgevigheid, voorschriften, alle andere deugden,
zingen, berouw, oefenen en alle goede werken
hebben hun oorsprong in zen.
Zit slechts één maal oprecht in meditatie,
en het wist lagen van slecht karma uit.
Niet langer in de vallei van de hel,
is het zuivere land zo dichtbij.
Luister slechts één maal
naar deze leer,
prijs hem en verheug je erin,
en een grenzeloos geluk zal je ten deel vallen.
Maar beter nog, wijd jezelf volledig
aan het direkt verlichten van je eigen aard;
als de zelf-aard gelijk is aan geen-aard,
zul je vrij zijn van dit loze geklets.
Open de poort van oorzaak en gevolg
en loop rechtdoor, zonder te talmen.
Gebruik geen-vorm als vorm,
zwerf rond zonder je ergens te vestigen.
Gebruik geen-gedachte als gedachte,
zing en dans met Boeddha’s wet.
Open de uitgestrektheid van onbelemmerde kalmte,
koester je in de stralen van volmaakte wijsheid.
Op dit moment, wat zouden we moeten zoeken?
Nirwana is vlak voor onze ogen.
Deze plek is het lotusland,
dit lichaam is het lichaam van de Boeddha.
– Uit : www.vwbo.nl