Home Lessen Artikelen en conferenties Dhammapada XIV. : Buddavagga – De Boeddha

Dhammapada XIV. : Buddavagga – De Boeddha

83
0

DHAMMAPADA


Bouddha_nuage-52d9b-2.jpg

XIV. : Buddavagga – De Boeddha

179 – 180 Zijn overwinning kan niet ongedaan gemaakt worden;
Zijn overwinning is door geen ander geëvenaard.
De Boeddha verwijlt in het onbegrensde,
En laat geen sporen achter zich na;
Hoe zou je zijn spoor dan na kunnen gaan?

In wie geen begeerte, hechting, verlangen zijn,
Welke hem nog ergens heen kunnen leiden:
Die Boeddha verwijlt in het onbegrensde,
En laat geen sporen achter zich na;
Hoe zou je zijn spoor dan na kunnen gaan?

181 De wijzen wijden zich aan meditatie
En verheugen zich in de kalmte van het loslaten
Zelfs de goden benijden hen:
Zij die Volledig Ontwaakt en aandachtig zijn.

182 Moeilijk te behalen is een menselijke geboorte;
Moeilijk is het leven van een sterveling;
Moeilijk is het, de Goede Dhamma te horen;
Moeilijk, zeldzaam: het verschijnen van een Boeddha.

183 – 185 Het niet doen van al het slechte;
Het ondernemen van het goede;
Het zuiveren van de eigen geest:
Dat is de Leer van de Boeddhas.

Geduldig zijn is de ultieme ascese;
“Nibbana is het hoogste”, zo zeggen de Boeddhas.
Geen echte monnik is hij die anderen kwaad doet;
Geen kluizenaar is hij die anderen onderdrukt.

Niet beschuldigend, niet kwetsend,
Beheerst volgens de Patimokkha,
Gematigd betreffende voedsel,
In een afgezonderde verblijfplaats,
Toegewijd aan de verheven geest:
Dat is de Leer van de Boeddhas.
186 – 187 Zelfs als het gouden munten regent,
Komt verlangen niet tot bevrediging.
“Begeerte brengt lijden en een beetje genot” —
Aldus weten de wijzen.

Zelfs in hemels genot vindt hij geen vreugde.
Een leerling van de Volledig Verlichtte
Vindt vreugde in de vernietiging van verlangen.

188 – 192 Wanneer mensen door angst gedreven,
Hun toevlucht zoeken in een bestemming:
Zij gaan dan naar bergen en bossen,
En ook parken, bomen en tempels.

Maar die toevlucht daar, is niet veilig:
Het is niet de ultieme toevlucht.
Wanneer men daar zijn toevlucht neemt,
Wordt men niet bevrijd van al het lijden.

Maar wie voor toevlucht gegaan is
Naar de Boeddha, de Dhamma, de Sangha:
Met juiste wijsheid ziet hij dan
De Vier Waarheden, die Edel zijn

Lijden, en de oorzaak van lijden.
Het overstijgen van lijden,
En het Edele Achtvoudige Pad,
Dat leidt tot het stillen van lijden.

Dát is een toevlucht die veilig is,
Want dat is de ultieme toevlucht;
Wanneer men daar zijn toevlucht neemt,
Wordt men bevrijd van al het lijden

193 Zeldzaam is de beste soort man:
Hij wordt niet overal geboren.
Daar waar zo’n wijze geboren wordt:
Zijn familie ervaart toename in geluk.

194 Gelukkig is het verschijnen van Boeddhas;
Gelukkig het onderwijzen van de Ware Dhamma.
Gelukkig is de Sangha in eendracht;
Wie in harmonie leeft: hun ascese is gelukkig.

195 – 196 Als men eer bewijst aan wie het waardig is:
Aan een Boeddha of aan zijn discipelen,
Aan hen die hindernissen overstegen zijn,
En verdriet en gejammer voorbij zijn gegaan:

Indien men zulke mensen eert,
Zij die zonder passie, niets te vrezen hebben:
Het is dan onmogelijk om zijn verdiensten
Als een specifieke hoeveelheid te bepalen.

Bron : http://www.suttas.net

Vorig artikelDhammapada XIII : Lokavagga – De Wereld
Volgend artikelDhammapada XV : Sukhavagga – Geluk