Home Lessen Artikelen en conferenties Milarepa – Het verhaal van de jakhoorn

Milarepa – Het verhaal van de jakhoorn

63
0

Milarepa

Het verhaal van de jakhoorn


milarepa-2.jpgTerwijl de Jetsun en Rechungpa hun reis voortzetten, dacht Rechungpa nogmaals, ” Als dit een andere Goeroe was geweest, zou ik een fijne ontvangst hebben gehad en zou ik zeer gastvrij zijn behandeld bij mijn terugkomst uit India. Maar mijn Goeroe leeft zelf onder zulke povere omstandigheden dat ik natuurlijk onmogelijk enig comfort of gerief via hem kan verwachten! Ik ben in India geweest en weet heel veel van de Tantrische leer! Een man zoals ik zou zijn devotie niet als asceet moeten beoefenen, maar zou het moeten beoefenen met gerief en genoegen.” Met deze arrogante en kwade ideen in zijn hoofd, raakte hij vervuld met sterke gedachten van ontrouw aan de Jetsun.

Milarepa las Rechungpa’s gedachten onmiddellijk. Hij wees naar een jakhoorn die aan de kant van de weg lag en zei, : “Raap die jakhoorn op en neem hem met je mee.” Rechungpa dacht, “Soms heeft mijn Goeroe, zoals hij altijd heeft beweerd, nergens behoefte aan, maar het komt ook voor dat ‘zijn haat sterker is dan die van een oude hond, en zijn hebzucht groter dan die van een oude vrek,’ zoals het spreekwoord zegt. Want wat is nu de functie van deze afgedankte jakhoorn?” Hij zei toen tegen de Jetsun, “Wat hebben we aan dit stuk afval – laat het toch liggen!” De Jetsun antwoordde, “Het vergroot je hebzucht niet om een dergelijk klein ding mee te nemen, en soms zijn dit soort afgedankte zaken heel nuttig.” Dit zeggende raapte hij de jakhoorn op en droeg hem zelf met zich mee.

Toen ze het centrale gedeelte van de Balmo Baltang vlakte bereikten waar er zelfs voor een kleine muis geen schuilplaats te vinden is, werd de tot dan toe heldere lucht plotseling verduisterd door zich samenpakkende wolken. Daarop stak er een sterke storm op vergezeld door een heftige hagelbui. Te midden van dit geweld bedekte Rechungpa met zo een grote haast en verwarring zijn hoofd dat hij volledig vergat naar zijn Goeroe te kijken. Na een tijdje, toen de hagel begon af te nemen, begon Rechungpa Milarepa te zoeken, maar hij kon hem niet vinden. Hij ging op de grond zitten en wachtte. Toen leek het alsof hij de stem van de Jetsun hoorde komen uit een jakhoorn die was achtergelaten aan de kant van de weg. Hij liep naar de plek toe en zag dat het onmiskenbaar dezelfde jakhoorn was als de hoorn die de Jetsun enkele momenten daarvoor had meegenomen. Rechungpa probeerde hem op te rapen, maar hij was zo zwaar dat hij hem nog geen milimeter van zijn plaats kon krijgen. Daarop boog hij zich voorover en keek in de jakhoorn en zag dat Milarepa op zijn gemak in de hoorn zat, terwijl er om hem heen nog een heleboel ruimte over was. Zijn lichaam was niet kleiner dan ervoor en de hoorn niet groter. Het was als een groot beeld dat wordt weerspiegeld in een kleine spiegel. Hij hoorde de Jetsun zingen:

De genade van mijn Goeroe komt in mijn lichaam.
Als je lichaam hetzelfde blijft als dat van een gewone man
Ben je geen grote yogi.
Rechungpa, jij zou eer moeten betuigen aan mijn wonderbaarlijke lichaam.
De genade van mijn Goeroe komt in mijn mond.
Als je onzinnige opmerkigen maakt
Ben je geen grote yogi.
Alle essentile aanwijzingen zijn te vinden in mijn lied.
Rechungpa, jij zou deze in je hart moeten dragen.

De genade van mijn Goeroe komt in mijn geest.
Als er ontrouwe gedachten in je opkomen
Ben je geen grote yogi.
Rechungpa, jij zou eer moeten betuigen aan mijn telepatische krachten.

O, zoon Rechungpa, jouw geest is als een vlugge vogel,
Dan weer vliegt hij hoog, en dan weer duikt hij naar beneden.
Jij zou oog moeten hebben voor dit wisselvallige verloop,
Stop met al dat denken,
En wijd je aan Repa’s leer!

Als jij denkt dat je even groot bent als jouw Goeroe,
Mag je nu deze hoorn binnenkomen.
Kom gelijk maar binnen –
Hier is een ruim en comfortabel huis!

Rechungpa, jouw Verlichting is als de zon en de maan;
Soms schijnen ze helder, maar soms worden ze door wolken verduisterd.
Jij zou oog moeten hebben voor dit wisselvallige verloop,
Stop met al dat denken,
En wijd je aan Repa’s leer!

Als jij denkt dat je even groot bent als jouw Goeroe,
Mag je nu deze hoorn binnenkomen.
Kom gelijk maar binnen –
Hier is een ruim en comfortabel huis!

Zoon Rechungpa! Jouw gedrag is als de wind in de bergen;
Dan weer waait hij hard en hevig,
En dan weer waait hij zacht en mild.
Jij zou oog moeten hebben voor dit wisselvallige verloop,
Stop met al dat denken,
En wijd je aan Repa’s leer!

Als jij denkt dat je even groot bent als jouw Goeroe,
Mag je nu deze hoorn binnenkomen.
Kom gelijk maar binnen –
Hier is een ruim en comfortabel huis!

Zoon Rechungpa, jouw verdiensten
Zijn als de gewassen op de velden.
Soms groeien ze slecht en soms groeien ze goed.
Jij zou oog moeten hebben voor dit wisselvallige verloop,
Stop met al dat denken,
En wijd je aan Repa’s leer!

Als jij denkt dat je even groot bent als jouw Goeroe,
Mag je nu deze hoorn binnenkomen.
Kom nu maar binnen –
Hier is een ruim en comfortabel huis!

Als je geest kan heersen over het domein van de ruimte
Kun je deze hoorn binnenkomen en ervan genieten.
Kom nu maar binnen, mijn zoon, jouw vader roept je!

Het zou niet aardig zijn
Als een zoon weigert om zijn vaders huis binnen te gaan.
Ik ben een zieke en versleten oude man
Die nog nooit in zijn leven in India is geweest;
Zijn onbeduidende lichaam is bang
Voor de gevaarlijke weg daarbuiten,
Daarom blijft hij in deze hoorn!
Zoon Rechungpa, jij bent jong, en bent in India geweest.
Ook heb je bij veel geleerde en begaafde goeroe’s gestudeerd.
Jij zou nu deze hoorn binnen moeten stappen
Met je prachtige en belangrijke lichaam.
Deze half vergane hoorn heeft weinig waarde;
Hij zal je egotisme en verlangen niet doen groeien.
Kom binnen, Rechungpa, kom en houd je vader hierbinnen gezelschap.

Rechungpa dacht, “Er schijnt binnen genoeg ruimte te zijn; kan ik daar ook naar binnengaan?” Terwijl hij dit dacht, probeerde hij de hoorn binnen te komen, maar hij kon zelfs zijn hand en hoofd niet naar binnen krijgen, laat staan zijn hele lichaam. Toen dacht hij, “Of de wonderbaarlijke kracht van de Jetsun nou waarachtig is of niet, hij kan er in ieder geval voor zorgen dat het hagelt.” Met zijn mond vlakbij de hoorn zong Rechungpa met bevende stem:

O, mijn vader Jetsun Goeroe, luister alstublieft naar mij!
Of het Inzicht, de Meditatie, de Handeling en de Verdienste
Van uw dienaar en zoon, Rechung Dor Draug,
Nu hoog zijn of laag, helder of donker, groot of klein,
Beter of slechter, het maakt geen verschil;
Hij zal voor u blijven bidden.
Of zijn katoenen gewaad nu droog is of nat,
Hij zal voor u blijven bidden.
Of hij nou even groot is als zijn vader of niet,
Hij zal voor hem blijven bidden.

Milarepa kwam uit de hoorn. Hij maakte een gebaar naar de lucht, en de storm ging onmiddellijk liggen, de wolken weken uiteen, en de zon brak door. De lucht werd direct heel warm en al heel gauw waren Rechungpa’s kleren opgedroogd.

Na een tijdje gerust te hebben, zei de Jetsun, “Rechungpa, ik heb vanaf het begin geweten dat jouw reis naar India onnodig was. Omdat ik heel tevreden ben met de leer van Mahamudra en de Zes Yoga’s, ben ik niet naar India gegaan. Ik ben heel blij dat je nu bent teruggekomen met het onderricht dat je wilde hebben.”

“Beste Lama, ik heb erge honger en heb het koud,” zei Rechungpa, ” laten we naar die tenten gaan die daarginds staan en om wat eten bedelen.”

“Maar dit is niet het moment om aalmoezen te vragen,” antwoordde Milarepa.

“Ik weet niet of het het juiste moment is om aalmoezen te vragen of niet, maar ik weet wel dat ik nu doodga van de honger. Laten we er in ieder geval naartoe gaan.”
“Goed, we zullen ernaartoe gaan. Ik denk dat we misschien het beste naar de eerste tent kunnen gaan.”

“Maar bij het bedelen moet je niet alleen maar naar de rijken zoeken en de armen negeren,” zei Rechungpa. “Laten we daarom naar die kleine bruine tent gaan, daar aan de laaggelegen kant van dit terrein.”

Aldus gingen ze naar de kleine tent toe. Toen ze bij de ingang van de tent aankwamen om de eigenaar om een aalmoes te vragen, kwam er een enge oude vrouw naar buiten die zei, “Een yogi moet te allen tijde arm blijven. Goede yogi’s weigeren onze gaven altijd, zelfs als ze speciaal naar hen toe worden gebracht. Maar hebzuchtige mensen zoals jullie, die nooit tevreden zijn met wat ze al hebben, komen altijd op de bezittingen van anderen af. Alles wat ik uit liefdadigheid weg kon geven, heb ik vanmorgen al aan een stel bedelaars gegeven. Er is niets meer over. Jullie kunnen beter elders gaan bedelen.” Toen hij deze hatelijke opmerkingen had gehoord, zei de Jetsun, “De zon gaat bijna onder; het maakt niet uit of we vanavond voedsel krijgen of niet, dus laten we proberen een slaapplaats te vinden.

Die nacht sliepen de Jetsun en Rechungpa in de buurt van de tent. Rond middernacht hoorden ze lawaai uit de tent komen. Toen bedaarde het en was alles weer rustig. De volgende ochtend toen de zon opkwam, zei de Jetsun tegen Rechungpa, “Ga naar de tent toe en kijk erin.” Rechungpa deed dit, maar hij vond niets in de tent behalve het lijk van de oude vrouw die had geweigerd hun een aalmoes te geven de avond ervoor. Rechungpa vertelde aan Milarepa wat hij had gezien. De Jetsun zei, “Het voedsel en de andere spullen moeten ergens onder de grond zijn verstopt,” en ze gingen samen naar de tent toe.

Het was namelijk zo dat zonder dat er verband was met haar kwaadaardige praatjes, het laatste uur voor de oude vrouw was gekomen. In die tijd heersten er veel epidemien in het land. Ze kwamen erachter dat haar juwelen door de nomaden waren gestolen. Op de grond was niet meer achtergebleven dan een kleine zak met boter, wat kaas en gerstemeel, en een pot yoghurt. De Jetsun zei tegen Rechungpa, “Zoon, dit is de aard van alle dingen. Gisteravond was deze vrouw nog vol venijn en zorgen, maar nu is ze dood. O, men zou waarlijk aalmoezen moeten geven aan de behoeftigen.” Daarop bereidden Milarepa en Rechungpa met de dingen die over waren een offer om de dode vrouw de laatste eer te bewijzen. Rechungpa pakte de restjes met eetbaar voedsel en stond op het punt ermee weg te lopen, toen de Jetsun zei, “Het is niet goed om het voedsel van een lijk te eten zonder dat dit het lijk ten goede komt. Het gezegde luidt, “Oude mannen dienen voedsel te eten en jonge mannen dienen het te produceren.” Neem het lijk op je schouders en ik zal voorgaan om de weg te leiden!”

Met het angstige voorgevoel dat hij besmet zou kunnen raken door de vuiligheid van het lijk, droeg de ongelukkige Rechungpa het lijk op zijn schouders terwijl de Jetsun voorging om de weg te wijzen. Toen ze bij een moeras aankwamen, zei de Jetsun, “Leg het lijk nu neer.” Hij zette de punt van zijn staf ter hoogte van het hart van het lijk, en zei, “Rechungpa, net zoals deze vrouw, is elk levend wezen voortbestemd om te sterven, maar mensen denken zelden aan dit feit. Op deze manier laten ze veel gelegenheden om de Dharma uit te oefenen voorbijgaan. Zowel jij als ik dienen deze gebeurtenis te herinneren en er een les van te leren.” Daarop zong hij het “Lied van Vergankelijkheid en Zinsbegoocheling,” met daarin zes parabels.

O, de genade van de Goeroe’s gaat verder dan ons begrip!
Wanneer de vergankelijkheid van het leven diep in je hart grijpt
Zullen je gedachten en daden op een natuurlijke wijze met de Dharma overeenkomen.
Als je herhaaldelijk en voortdurend aan de dood denkt,
Kun je de demon van de luiheid makkelijk overwinnen.
Niemand weet wanneer de dood hem overvalt –
Net zoals die vrouw gisternacht.

Rechungpa, wees niet onvriendelijk, en luister naar jouw Goeroe!
Kijk, alle verschijningen in de wereld om ons heen
Zijn net zoals de droom van gisteren van voorbijgaande aard!
Je voelt je volledig opgaan in verdriet
Wanneer je denkt aan deze voorbijgaande droom.
Rechungpa, ben jij volledig wakker geworden
Uit deze grote verwarring?
O, hoe meer ik hieraan denk,
Hoe meer ik streef naar Boeddha en de Dharma.

Het genotzuchtige lichaam is een ondankbare eiser.
Hoeveel goeds je het ook geeft,
Het plant altijd het zaad van de pijn.
Het menselijk lichaam is een zak met vuil en smerigheid;
Wees er nooit trots op, Rechungpa,
Maar luister naar mijn lied!

Als ik terugkijk naar mijn lichaam,
Zie ik het als een luchtspiegeling;
Hoewel ik het een tijdje in stand kan houden,
Is het gedoemd om te verdwijnen.
Wanneer ik hieraan denk,
Is mijn hart gevuld met rouw!
Rechungpa, zou jij Samsara niet afsnijden?
O, hoe meer ik hieraan denk,
Hoe meer ik aan Boeddha en de Dharma denk!

Een gemeen persoon kan nooit geluk bereiken.
Verdorven gedachten zijn de oorsprong van al het berouw,
Slechte gaven zijn de oorsprong van al het lijden.
Wees nooit te gulzig, o Rechungpa,
Maar luister naar mijn lied!

Als ik terugkijk naar mijn afhankelijke geest,
Lijkt deze op een kort levende mus in het bos –
Dakloos, en nergens een plek om te slapen;
Wanneer ik hieraan denk, raakt mijn hart gevuld met verdriet.
Rechungpa, sta jij jezelf toe om
Je te wentelen in misnoegen?
O, hoe meer ik hieraan denk
Hoe meer ik streef naar Boeddha en de Dharma!

Het menselijke leven is even kostbaar
Als een enkele dunne haar uit een paardenstaart
Die op het punt staat om af te breken;
Het kan op elk moment worden uitgedoofd
Net zoals die oude vrouw gisternacht.
Klamp je niet aan dit leven vast, Rechungpa,
Maar luister naar mijn lied.

Als ik in mijzelf mijn ademhaling waarneem
Zie ik dat deze vergankelijk is, zoals de mist,
Hij kan op elke moment in het niets verdwijnen.
Wanneer ik hieraan denk, raakt mijn hart gevuld met verdriet.
Rechungpa, wil je die onbetrouwbaarheid
Niet liever nu overwinnen?
O, hoe meer ik hieraan denk
Hoe meer ik streef naar Boeddha en de Dharma!

In de nabijheid zijn van valse familieleden veroorzaakt slechts haat.
Het geval van deze oude vrouw is een heel goede les.
Rechungpa, stop met dat subjectieve denken
En luister naar dit lied.

Als ik kijk naar vrienden en hun echtgenotes
Lijken ze op voorbijgangers in de bazaar.
Hen tegenkomen is slechts tijdelijk,
Maar scheiden is eeuwig!
Wanneer ik hieraan denk, raakt mijn hart gevuld met verdriet.
Rechungpa, wil je alle wereldse bindingen
Niet ter zijde werpen?
O, hoe meer ik hieraan denk
Hoe meer ik streef naar Boeddha en de Dharma!

Een rijke man geniet zelden van
De rijkdom die hij heeft verdiend;
Dat is de schijnvertoning van Karma en Samsara.
Geld en juwelen vergaard door gierigheid en zwoegen
Zijn als de zak met voedsel van deze oude vrouw.
Wees niet hebzuchtig, Rechungpa,
Maar luister naar mijn lied.

Als ik de bezittingen van de rijken beschouw,
Komen ze me voor als honing voor de bijen –
Hard werken, dat alleen maar dient om anderen te plezieren,
Is het fruit van hun inspanningen.
Wanneer ik hieraan denk, wordt mijn hart gevuld met verdriet.
Rechungpa, wil je de schatkist in je geest
Niet openmaken?
O, hoe meer ik hieraan denk
Hoe meer ik streef naar Boeddha en Zijn leer!

Het lijk van de oude vrouw werd begraven in het moeras, en haar ziel werd overgedragen aan de Dharmadhatu. Hierna namen de Jetsun en Rechungpa het eetbare voedsel mee en gingen op weg naar Betze Duyundzon.


Uit ‘The Hundred Thousand Songs of Milarepa’, vert. (in het engels) Garma C.C, Chang; Shambala; Boston & Shaftesbury, 1989. Ned. vert. Lucia van der Drift.
Uit : www.vwbo.nl

Vorig artikelZijne Heiligheid Chetsang Rinpoche – Ademhaling in 9 stappen
Volgend artikelMetta Sutta — over onbegrensde vriendelijkheid