157
Dient men zich goed te beschermen.
Tijdens één der drie waken der nacht,
Dient de wijze zichzelf te bewaken.
158
In dat wat passend is te vestigen;
Daarna kan men ook anderen instrueren.
Zo zal de wijze zichzelf niet corrumperen.
159
Zoals hij anderen instrueert te doen:
Hij dan, zelf getemd, kan ook anderen temmen,
Want heus: jezelf temmen is moeilijk te doen.
160
Want wie anders zou je beschermer zijn?
Met jezelf goed onder controle,
Verkrijg je een bescherming moeilijk te behalen.
161
Uit hemzelf komt het voort en tot ontstaan.
Het kwaad vergruist die dwaas,
Zoals een diamant een juweel vergruist.
162
Is als een boom door woekerplanten bedekt;
Hij doet zichzelf aan wat zijn vijanden hem toewensen.
163
Dingen die slecht zijn voor jezelf.
Dat wat echt voordeel brengt en goed is
Is bijzonder moeilijk om te doen.
164
De Leer van de Heiligen beschimpt,
Van de Edelen die volgens Dhamma leven;
Zoals bamboeriet dat vrucht draagt,
Draagt hij vrucht wat tot zelfvernietiging leidt.
165
Men raakt dan door zichzelf bevuild.
Wanneer men zelf geen kwaad doet,
Wordt men door zichzelf gezuiverd.
Zuiverheid en vuilheid zijn van jezelf:
Niemand kan een ander reinigen.
166
Voor het welzijn van anderen;
Ook al is hun aantal groot.
Wees je bewust van het eigen welzijn,
Richt jezelf op je eigen voorspoed.
Klik hier om de 26 hoofdstukken bekijken :
http://www.buddhachannel.tv/portail/spip.php?article16374
Bron : http://www.suttas.net