Home Lessen Basisteksten Boeddhistische perspectieven op geluk en vijandigheid – Deel 1

Boeddhistische perspectieven op geluk en vijandigheid – Deel 1

76
0

GlennMullin-2007-1web.jpgVijfentwintighonderd jaar geleden leerde een milde wijze in India, in de geschiedenis bekend geworden als de Boeddha, dat de sleutels tot geluk voornamelijk in het verstand zelf te vinden zijn en dat uiterlijke condities, zoals rijkdom, roem en macht, slechts factoren zijn die dit vergemakkelijken. Deze secundaire factoren zijn als stukken gereedschap; zij kunnen behulpzaam zijn of schaden bij de zoektocht naar geluk, al naar gelang de conditie van het verstand dat ze gebruikt.


De Boeddha definieerde de obstakels voor geluk drievoudig: ten eerste, het niet begrijpen van de natuur van het zelf (waarnaar hij verwees als anatma of ‘voorbij-het-zelf’); ten tweede, het verstand van gehechtheid, verslaving en hebzucht; en ten derde, boosheid en het vijandigheidssyndroom. Bovendien sprak hij hierover in termen van ‘vergif voor zowel het verstand als het lichaam’. In het Sanskriet zijn zij bekend als de klesha’s of zoals vertaald door de Tibetanen, nyon mong, ‘de verdwaasde duisternis van het verstand’.


De Boeddha gaf speciale aandacht aan het derde punt, het vijandigheidssyndroom, want, zei hij, het is het meest onmiddellijk destructief voor de gezondheid en het geluk van de mens zelf en van anderen. Het is ook het ruwste van de drie en aldus het gemakkelijkst te begrijpen en in toom te houden. In overeenstemming met zijn algemeen beleid dat wij onze grootste problemen het eerst moeten aanpakken, maakte hij het hanteren van boosheid de belangrijkste voorwaarde voor het pad tot verlichting en gebruikte hij de term ahimsa, of geweldloosheid, om het te beschrijven. Deze term werd later overgenomen door Mahatma Gandhi om de beste opties voor zowel spirituele als sociale revoluties in zich te verenigen.


De Tibetaanse genezende wetenschappen, die hun wortels hebben in de Indiase ayurvedische traditie en dus een medische toepassing van boeddhistische filosofie zijn, zeggen dat alle ziekten in feite al of niet direct geworteld zijn in de drie bovengenoemde soorten psychisch vergif. Volgens Tibetaanse medische teksten is een derde van alle ziekten direct of indirect gelieerd aan boosheid en het vijandigheidssyndroom.


Wij kunnen de symptomen van deze ziekten genezen met behulp van medicijnen en gedragstherapie, maar om hun dieperliggende oorzaken te genezen, moeten wij het innerlijke psychisch vergif van de vijandigheid zelf aanpakken. Tibetaanse medische geschriften zijn gebaseerd op de boeddhistische tantra’s, de uiteindelijke samenvatting van de leringen van de Boeddha, en zij bieden dus een ‘lichaam-verstand’ benadering van het genezingsproces.


Recente klinische studies lijken zich ietwat in de richting van deze boeddhistische positie te bewegen. Volgens een aantal medische publicaties van de afgelopen tien jaar zijn er steeds meer signalen die erop duiden dat vijandigheid en boosheid niet alleen in spirituele en sociale zin giftig zijn, maar ook in fysieke medische realiteit. Anger Kills (Boosheid doodt), door Dr. Redford Williams en Dr. Virginia Williams, is zo’n boek, dat serieus bestudeerd zou moeten worden door iedereen met een genezend beroep. Anger: The Misunderstood Emotion (Boosheid, de verkeerd begrepen emotie), door Carol Travis, is er nog een. Verscheidene artikelen in The Journal of Behavioral Medicine (Tijdschrift voor Gedragsgeneesmiddelen), zoals (het artikel) van E.McCrainie ‘Vijandigheid, het voorkomen van coronaire hartkwalen en -sterfte’ wijzen ook op de verbanden tussen vijandigheid en specifieke ziekten.


Men zegt dat de Boeddha drie verschillende benaderingen van het spirituele pad heeft aangereikt, bekend als de drie Yana’s of Wegen. Deze drie zijn bekend als Hinayana of ‘Weg van eenvoud’, Mahayana of ‘Weg van de universele mens’ en Vajrayana of ‘Diamanten weg’. In het Tibetaans boeddhisme, de richting waarin ik gedurende een periode van 12 opeenvolgende jaren in het Himalayagebergte (1972-1984) ben opgeleid, worden deze drie beschouwd als progressieve stadia in de praktijk. De eerste is bestemd voor beginners; de tweede voor gevorderden en de derde voor vergevorderde beoefenaars.


Op elk van deze drie Wegen wordt het probleem van het vijandige verstand vanuit een ander perspectief belicht. Ieder van de drie biedt ook unieke methoden om vijandigheid te sublimeren en te transformeren.

De Hinayana benadering

De eerste van de drie, de Weg van eenvoud, heeft ten doel het individu uit de cycli van wereldse conditionering te halen, die in iedere maatschappij altijd een mengsel van gezonde en ongezonde houdingen en patronen zijn. Dat wil zeggen, de gewone maatschappij biedt een gevarieerd aanbod (aan trucs), waarvan sommige verlichting tot doel hebben en andere niet. Zij krijgt ideeën van zowel wijzen als dwazen. Soms domineren de ideeën van wijzen, en dan verwijzen wij naar deze perioden in de geschiedenis als een gouden tijdperk.


Een synoniem voor dit eerste niveau van boeddhistische training is de Pratimoksha, of ‘Weg van individuele bevrijding’, omdat de nadruk ligt op het vergroten van de innerlijke vrede van het verstand. Daarin wordt men geleerd te observeren hoe het leven aarzelt tussen geluk en lijden en op te merken dat deze twee ervaringssferen niet willekeurige, chaotische ervaringen zijn, maar natuurlijke ontplooiingen zijn van specifieke processen. De Dalai Lama zei eens, ‘Het motto van de Boeddha was dat alle dingen onderling afhankelijk zijn’. Wij leren dat specifieke redenen aanleiding geven tot specifieke resultaten en dat wij spiritueel voordeel kunnen trekken uit deze dynamiek om innerlijk vrijheid en kracht te transformeren en omhoog te brengen.


De Boeddha noemde deze oefening in observatie ‘het zich bewust zijn van de vier realiteiten die door de nobele mens begrepen worden’ (een boeddhistische lering die vaak verkeerd wordt vertaald als ‘de vier nobele waarheden’): het lijden, de oorzaken ervan, bevrijding en het pad tot bevrijding.


De Boeddha zei dat wij, als wij de patronen van onze ervaring nauwkeurig observeren, merken dat ons lijden – inclusief alle spanningen, ziekten, conflicten en frustraties – zijn individuele redenen heeft. Ook als wij onze geluksmomenten observeren, zien wij dat deze voortkomen uit oorzaken en condities.


De Boeddha identificeerde de oorzaken van het lijden, zowel de fysieke als de mentale of spirituele aspecten ervan, als tweevoudig. Hij noemde deze karma en klesha. Het eerste betekent ‘daden’ en verwijst naar ongezond gedrag. Het tweede betekent verwrongen emotionele toestanden en verwijst naar een negatief innerlijk leven. Met andere woorden, ons lijden, onze ziekten en teleurstellingen zijn geworteld in de dingen die wij doen en onze innerlijke verhouding met deze activiteiten. Dit zijn de eerste twee van ‘de vier realiteiten begrepen door de nobele mensen’. Om de derde van de vier realiteiten te bereiken, te weten bevrijding, moeten wij ons richten op de tweede van de vier, de oorzaken van onze problemen, die karma en klesha omvatten. Met andere woorden, het wegnemen van lijden, de eerste realiteit, betekent het beheersen van de processen achter de tweede realiteit, of karma en klesha. Wanneer wij dit doen, komen wij bij de derde realiteit, oftewel bevrijding. De methode om de bevrijde staat van het verstand te bereiken omvat de vierde realiteit, het pad tot bevrijding.


Omdat alle ongewenste ervaring gebaseerd is op karma en klesha, of activiteit en houding, heeft de remedie of weg twee fundamentele fronten; gedragstherapie (om karma te sublimeren) en training van het verstand (om de klesha’s te transformeren). Alles wat aangeleerd wordt binnen de Drie Wegen van de Boeddha kan omschreven worden als zijnde onder een van de twee volgende paraplu’s: het sublimeren van karmische patronen en het transformeren van het verstand.


Van deze twee is klesha, zegt men, dieper dan karma. Dat wil zeggen, onze emoties, houdingen en perspectieven informeren, motiveren en geven context aan onze acties. Aldus zeggen de boeddhistische geschriften dat alle leringen van de Boeddha maar een doel hebben: het temmen en bedwingen van het verstand. Hier betekent ’temmen en bedwingen’ alleen maar het verstand genezen van de klesha’s, of het psychisch vergif, waarvan het eerst moet worden afgerekend met boosheid en het vijandigheidssyndroom.


De Weg van eenvoud neemt innerlijke vrijheid als maatstaf. Eenvoudig gezegd, boosheid is ongewenst omdat het innerlijke vrijheid beperkt. Hoe meer vijandigheid wij hebben, hoe minder innerlijke vrijheid wij genieten. De Zevende Dalai Lama zei het zo, ‘Wij kunnen niet tegelijkertijd boos en gelukkig zijn. De twee zijn als duisternis en licht. Wanneer de duisternis van boosheid in het verstand zit, verdwijnt het licht van geluk’.


Zoals boven reeds is opgemerkt, is dit niveau van training verbonden aan individuele bevrijding. De nadruk ligt op het scheppen van een innerlijke omgeving van persoonlijke stabiliteit en groei. Wij trekken ons niet zoveel aan van de schadelijke gevolgen die onze boosheid schept voor anderen, ook al zijn deze aanzienlijk; veeleer is onze eerste zorg het nemen van verantwoordelijkheid voor ons eigen leven en welzijn. Totdat wij fundamentele stabiliteit scheppen binnen de sfeer van ons eigen karma en klesha, hoeven wij ons niet eens druk te maken met na te denken over het nuttig zijn voor de wereld. Wij vormen nog steeds eerder een deel van het probleem dan een deel van de remedie voor de gebreken van de wereld.


De veertiende-eeuwse Tibetaanse meester Lama Tsongkhapa, de wortelgoeroe van de Eerste Dalai Lama en stichter van de School van de Gouden Hoed in Tibet, gebruikte twee belangrijke termen, shen wang en rang wang. Het eerste betekent ‘aangedreven door een ander’ en het tweede ‘aangedreven door het zelf’.


De eerste term verwijst naar die mensen die nog niet begonnen zijn te vechten met de krachten van hun karmische patronen en klesha; zijn worden onbewust gedreven door compulsief gedrag en verstoorde emoties. Deze negatieve krachten drijven hen door al hun ervaringen heen en werpen hen van het kastje naar de muur, zoals een pluisje in de wind. Zij hebben hun leven niet in eigen hand. Zij worden ‘aangedreven door een ander’.


De tweede term, ‘aangedreven door het zelf’, verwijst naar iemand die dit eerste niveau van training voltooid heeft, zich bewust is geworden van de krachten van karma en klesha en geleid wordt door gestabiliseerde wijsheid. Hij of zij is niet langer ten prooi aan de innerlijke krachten van onbewuste gedragspatronen en verstoorde emoties. Degenen op dit niveau van spirituele bekwaamheid hebben nu de teugels van hun leven in eigen hand.


In de Weg van Eenvoud stond de Boeddha een drievoudige benadering van het genezingsproces voor. Hij noemde dit ‘de drie hogere trainingen’: shila (zelfdiscipline of gedragstherapie), samadhi (mentale focus, meditatieve kracht, of innerlijke zuiverheid), en prajna (hoger bewustzijn of wijsheid). Deze drie worden vergeleken met het bouwen van een huis; zelfdiscipline is als het leggen van de fundamenten; het cultiveren van mentale gerichtheid is als het oprichten van de muren; en wijsheid is als dakbedekking. Wijsheid is het uiteindelijk doel van de training, want het is wijsheid die uiteindelijk innerlijke vrijheid produceert en aldus stabiel geluk; maar zonder zelfdiscipline en mentale gerichtheid zal er geen wijsheid uit voortkomen, net zoals het dak van een huis de fundamenten en de muren nodig heeft als steun.


Om deze drie trainingen te kunnen richten op het van boosheid en het vijandigheissyndroom genezen van het verstand, moet men eerst zelfdiscipline toepassen om het voorkomen van gevallen van uiterlijke vijandigheidsuitingen te verminderen, alsook de gewoonte zich toe te staan vijandige gedachtenpatronen er op na te houden. Op deze wijze verzacht men herhalend, onbewust, boosmakend gedrag, tezamen met de gewoonte de gedachten in vijandige cycli te laten stromen. Dit verschaft een innerlijke omgeving waarbinnen mentale focus, of samadhi, aangekweekt kan worden. Zo lang het uiterlijk en innerlijk leven sterk verstoord worden door karma en klesha is samadhi onmogelijk.


Wanneer er enige stabiliteit bereikt is in dit opzicht, dient men een dagelijkse gewoonte van meditatieve concentratie te maken. Dit wordt meestal gedaan door verscheidene malen per dag rustig te gaan zitten en een object, zoals het ademen, of een bloem of een beeltenis van de Boeddha, in gedachten te nemen, en het nergens anders heen te laten gaan of ten prooi te vallen aan apathie of opwinding. Dit lijkt een beetje op een atleet die zich concentreert op lichaamsoefening om zijn spieren goed af te stemmen, alleen nu regelen wij nauwkeurig het verstand en vergroten wij de kracht van onze innerlijke spieren.


Na langdurige training wordt het verstand kalm, stil en helder, stof- en wolkenvrij net als de hemel. Dit doordrenkt de beoefenaar met een hoger zelfbewustzijn en een grotere tegenwoordigheid van geest. Zelfbewustzijn geeft de aspirant de kracht om subtiele veranderingen in zijn of haar bewustzijn te onderscheiden en aldus de zaadjes van boosheid en vijandigheid op te merken wanneer zij beginnen uit te komen. Tegenwoordigheid van geest geeft hem of haar de kracht om de energie eerder creatief te richten dan dat hij er onbewust door weggespoeld wordt.


Ten derde begint de beoefenaar met het aankweken van wijsheid. Op de Weg van Eenvoud verwijst dit naar het onderzoeken van de aard van het zelf, het ‘ik’. Boosheid ontstaat door een tekort aan ego-identificatie, dus dit is de diepste benadering tot het genezen ervan.


Over het algemeen gesproken is onze zin van persoonlijke identiteit gebaseerd op een proces van verbonden zijn met een van de vier gebieden van ons wezen: ons lichaam, onze gevoelens, onze gedachten en ons ervaren van uiterlijke fenomenen. Het verkeerd begrijpen van de aard van het zelf komt voort uit onbegrip van de relatie tussen het ‘ik’ en deze vier. Op zijn beurt schept dit de situatie waarbinnen de klesha’s in werking zijn. Zoals de Boeddha zei, ‘Alle klesha’s komen tevoorschijn vanwege onbegrip over de aard van de ego-identiteit. Wanneer het valse zelf gezien is en het boven zelf begrepen is, komt wijsheid spontaan te voorschijn en ontwortelt zij automatisch alle klesha’s’.


De voornaamste leerling van Lama Tsongkhapa, Gyaltsepjey, schreef, ‘Wij identificeren valselijk het ‘ik’ als zijnde ergens in het lichaam, de gevoelens, de gedachten of uiterlijke ervaringsobjecten. Hierdoor ervaren wij boosheid, gehechtheid en verwarring. Wanneer wij rechtstreeks zien dat het ‘ik’ niet gevonden wordt in een van deze sferen, ontstaat wijsheid en deze elimineert de klesha’s. Zij vervagen uit zichzelf, als duisternis bij het opkomen van de zon’.


De methoden die gebruikt worden voor het verkrijgen van een beter begrip van de aard van het gevoel van ‘ik’ worden ‘ de vier satipanna’s ‘ of ‘vier opmerkzaamheden’ genoemd: opmerkzaamheid van het lichaam, opmerkzaamheid van de gevoelens, opmerkzaamheid van gedachten en opmerkzaamheid van fenomenen die opkomen in het verstand. Elk van deze vier wordt beoefend als een meditatieve techniek, beginnend met opmerkzaamheid van lichamelijke sensaties. Wanneer deze vier begrepen worden, samen met de manier waarop zij onze ego-identiteit vormen, en aldus invloed hebben op onze manier van zien en gedrag, dan ontstaat wijsheid spontaan.


Iedere traditie van het boeddhisme, van Japan tot Tibet en Sri Lanka, leert de beoefening van deze vier opmerkzaamheidsmeditaties. Iedere traditie heeft iets van zijn eigen techniek ontwikkeld, maar de essentie is in elk afzonderlijk hetzelfde.


In de taal van de boeddhistische wijsheidstraditie ontstaat boosheid in het verstand vanwege de manier waarop wij een ego-identificatie creëren met iets in een van deze vier sferen. Wij staan in verband met het object alsof het een of andere waar of afgescheiden bestaan heeft, en wij schrijven het een dualiteitsstatus toe die het niet heeft. Met ander woorden, wij nemen het te serieus. Aan de andere kant, als wij gewoon verwijlden in het opmerkzame bewustzijn dat de fenomenen emotieloos bekijkt, zouden wij zien dat het helemaal niet losstaat van onszelf en helemaal niet bestaat als een aparte eenheid. Deze manier van het zien van objecten isoleert het verstand jegens negatieve emoties. In de woorden van de twaalfde-eeuwse Kadampa meester Geshey Chekhawa, ‘De wijsheid van de (kosmische) ruimte is de beste beschermer’.


Bewustzijn van de boven zelf natuur houdt een gezonde ruimte in stand tussen de fenomenen die de irritatie veroorzaken en onszelf als degenen die deze ervaren. Deze ruimte geeft ons de stilte die we nodig hebben om het hoofd te bieden aan het probleem op basis van wijsheid, en dus om het op te lossen, liever dan alleen maar onbewust om ons heen te slaan naar wat voorhanden is.


De achtste-eeuwse Indiase wijsgeer Shantideva zei, ‘Als er een probleem is dat opgelost kan worden, hoef je er niet boos om te worden. In plaats daarvan moet je je energie erop richten om het op te lossen. Aan de andere kant, als er een probleem is dat niet opgelost kan worden, heeft het geen zin er boos om te worden. Gebruik in plaats daarvan je energie om te leren ermee om te gaan.


Met betrekking tot deze drie hogere trainingen – zelfdiscipline, mentale gerichtheid en wijsheid – wil ik opmerken dat ofschoon het aanleren van morele en ethische codes tegenwoordig nogal impopulair is in het Westen, hebben de meesters van alle grote spirituele tradities ter wereld eensgezind gezegd dat zonder de versterking van uiterlijke gedragspatronen, de innerlijke meditatiemethodes zwak en ineffectief zullen blijven. Een slordige uiterlijke levensstijl draagt bij tot een onzorgvuldig innerlijk leven.


Maar de huidige Dalai Lama zegt, ‘Wij hebben geen lange lijsten regels nodig voor dit proces, ook al kunnen lijsten soms helpen; maar wij zouden tenminste de fundamentele ethiek in acht moeten nemen dat wij anderen geen onrecht aandoen en in plaats daarvan altijd trachten goed te doen’.


Bovendien, zo zei eens een beroemde elfde-eeuwse Tibetaanse meester, Lama Drom Tonpa, ‘Als een handeling geen goed doet, laat dan maar zitten en doe niets’. Een van Lama Droms drie voornaamste discipelen, Geshey Potawa, werkte het thema nader uit door te zeggen, ‘Als u niets goeds te doen hebt, blijf dan in bed en verslaap uw tijd. Dat is beter dan opstaan en iemand kwaad doen’.


Glenn H. Mullin

Vertaling voor Theosofia: A.M.I.

Bron: katinkahesselink.net

Vorig artikelIn het voetspoor van Tara
Volgend artikelBoeddhistische perspectieven op geluk en vijandigheid – Deel 2