Home Lessen Basisteksten Dood en sterven in het Boeddhisme (1/4)

Dood en sterven in het Boeddhisme (1/4)

74
1
Buddha_death
Buddha_death

Dood en sterven in het Boeddhisme

De hele Boeddhistische houding ten aanzien van het moment van de dood zelf kan worden samengevat in het volgende vers van Padmasambhava uit de cycles van het Tibetaanse Dodenboek:

Nu voor mij de bardo van het sterven daagt,

Zal ik alle grijpen, verlangen en hechten opgeven,

Onafgeleid het helder gewaar-zijn van het onderricht binnentreden,

En mijn bewustzijn uitstoten, de ruimte van ongeboren Rigpa in;

Wanneer ik dit lichaam van vlees en bloed achterlaat,

Zal ik het herkennen als een voorbijgaande illusie.

Bardo_Thangka
Bardo_Thangka

Overdenking van en meditatie op de dood behoren tot de meest fundamentele bestanddelen van het Tibetaans-boeddhisme. Van oudsher vormt dit een intrisiek onderdeel van het filosofisch en religieus onderricht en van de geestelijke beoefening.

Van alle seizoenen

Is de herfst het best om de velden te ploegen.

Van alle voetsporen

Zijn die van de olifant veruit het best.

En van alle gedachten

Is de beste die van de dood en vergankelijkheid.


Mahaparinirvana Sutra

Op deze webpagina komen verschillende visies, gebruiken en rituelen rond de dood aan de orde. Hieronder worden een aantal praktische punten onder de aandacht gebracht als een korte samenvatting ten behoeve van boeddhisten en andere betrokkenen zoals familie, vrienden, zorgverleners, uitvaartondernemers, e.a.

  • 1. Het is over het algemeen raadzaam goed voorbereid te zijn op het sterven en wensen omtrent specifieke handelwijzen ruim van tevoren kenbaar te maken aan de naaste omgeving. Alles wat in een vroeg stadium is vastgelegd, dient aan het eind van het leven te worden gecontroleerd en akkoord bevonden.
  • 2. Het is goed wensen vast te leggen in een wilsbeschikking of een spiritueel testament.
  • 3. Als mensen niet thuis sterven, is het belangrijk duidelijke afspraken te maken met het tehuis (ziekenhuis, verpleeghuis, hospitium) en de verzorgers (artsen, verzorgenden, familie) over hoe te handelen rond het stervensproces en daarna.
  • 4. De keuzes van de betreffende persoon met betrekking tot levensverlengende handelingen, pijnbestrijding, orgaandonatie en euthanasie dienen duidelijk vast te staan.
  • 5. Men kan contact opnemen met de eigen boeddhistische gemeenschap om specifieke afspraken te maken over rituelen. Over het algemeen verschillen gebruiken per traditie en organisatie. De volgende mogelijkheden doen zich traditioneel voor:
  • Het branden van wierook
  • Het aanbieden van rookoffers
  • Het lezen van Sutra’s en het reciteren van mantra’s
  • De aanwezigheid van een leraar, monnik, non of een ander lid van de sangha
  • Het tijdelijk inrichten van een altaar met daarop verschillende afbeeldingen van boeddha’s en bodhisattva’s
  • Het uitvoeren van bepaalde boeddhistische rituelen en/of meditaties
  • Het vaststellen van de periode waarin het lichaam na de dood niet aangeraakt mag worden
  • Het houden van herdenkingsbijeenkomsten.
  • 6. Het afsluiten van een goede en flexibele uitvaartverzekering, het kiezen van een begrafenisondernemer (de meeste uitvaartverzekeringen hebben hun eigen uitvaartondernemers; indien men aan een andere uitvaartondememer de voorkeur geeft, dient men overleg te plegen), het uitzoeken van een begraafplaats of crematorium, waar rekening wordt gehouden met specifieke wensen.

Met uitvaartondernemer en crematorium/begraafplaats moeten er afspraken gemaakt worden over:

  • Het tijdstip van afleggen
  • De wijze van afleggen (bijvoorbeeld het vouwen van de handen, het wassen met saffraanwater of scheren van het hoofdhaar)
  • Het houden van een ritueel in een boeddhistisch centrum, tempel of aula
  • Het branden van rookofferanden in de aula
  • Het aanwezig zijn bij het verbrandingsproces (enkele boeddhistische organisaties geven er de voorkeur aan om de gestorvene mee te begeleiden naar de verbrandingsoven)
  • Het meenemen van de as om deze bij te zetten in een boeddhistische tempel of te verwerken in traditionele kleibeeldjes (tsa-tsa-beeldjes).

Het stervensproces wordt niet door iedereen op dezelfde manier ervaren.

Volgens de Dalai Lama is het noodzakelijk dat wij naarmate ons einde nadert worden herinnerd aan onze levensovertuiging, welke overtuiging dat ook is. Wanneer je accepteert dat de dood deel uitmaakt van het leven kun je hem wellicht makkelijk onder ogen zien als hij zich daadwerkelijk aandient.

Aangezien binnen het boeddhisme de dood wordt gezien als een scheiding van het lichaam en het bewustzijn, is het voor boeddhisten belangrijk kennis te verkrijgen van de aard van “wie we zijn” in relatie tot ons lichaam, onze psyche en onze spiritualiteit, en de verbinding van deze drie met sterven en de dood. Deze scheiding kan verscheidene uren of dagen duren, zoals dat bij een natuurlijke dood het geval kan zijn of het kan vrij plotseling gebeuren zoals bij een ongeval. Maar in alle gevallen kunnen we bepaalde stadia in het doodsproces onderscheiden. Het lichaam verliest niet plotseling zijn vermogen tot bewustzijn; het is een geleidelijk proces waarbij de lichamelijke elementen – aarde, water, vuur en lucht (ruimte) – niet meer in staat zijn het bewustzijn te ondersteuen.

Een oude Tibetaanse medische tekst verklaart ons fysiek lichaam als volgt:

  • De zintuigelijke vormen van bewustzijn komen voort uit onze geest. Het vlees, de botten, het reukorgaan en geuren worden gevormd uit het element aarde.
  • Het bloed, het smaakorgaan, smaken en vloeibare stoffen in het lichaam komen voort uit het element water. Warmte, heldere lichaamskleur, het gezichtsorgaan en vorm worden gevormd uit het element vuur. De adem, het tastorgaan en fysiek gevoel worden gevormd uit het element lucht. De holtes in het lichaam, het gehoororgaan en geluiden worden gevormd uit het element ruimte.
  • Wanneer het stervensproces begint betekent dat niet dat ook de geest (Tibetaans: sem) uiteenvalt. Het bardo-onderricht (leer van de zgn. tussenstaten) verklaart dat gedurende het stervensproces de elementen in elkaar oplossen of “zich in elkaar terugtrekken”. Je zou kunnen zeggen dat de geest zich terugtrekt terwijl de elementen die als basis dienen voor het fysieke bestaan geleidelijk “oplossen”. Wanneer een element en het daarmee corresponderende lichaamsdeel z’n kracht verliest, trekt het zich terug in het volgende element, dat zich dan manifesteert. Naarmate het vermogen van het eerst element om als drager van het bewustzijn te dienen afneemt, worden de volgende duidelijker zichtbaar. Over het algemeen lossen de grovere elementen op in de meer subtielere elementen.
  • Wanneer het feitelijke stervensproces inzet maken we acht stadia door.
    De acht stadia worden benoemd aan de hand van uiterlijke-, innerlijke- en geheime beelden (onder “geheim” wordt hier verstaan: nog niet bekend aan onszelf).
  • De eerste vier stadia omvatten het terugtrekken van de vier elementen (verbonden met lichaam, psyche en spiritualiteit). Tijdens de laatste vier stadia trekken de subtiele lagen (psyche en spiritualiteit) van het bewustzijn zich terug en lossen op in het oorspronkelijke, subtielste bewustzijn. Deze acht stadia zou je ook in milde vorm kunen herkennen wanneer we gaan slapen, dan trekt het lichaamsbewustzijn zich terug, maar wanneer we gaan dromen is er nog steeds een bewustzijn van beelden. Wanneer tijdens de slaapperiode ook het droombewustzijn zich terugtrekt, ervaren we geen lichaam en beelden. Bij het wakker worden vindt dit proces in omgekeerde volgorde plaats, eerst worden we ons bewust van het ontstaan van beelden, daarna van ons lichaam en dan pas de omgeving.

Het proces van het gradueel oplossen van de energiestromen kan beginnen lang voor de dood intreedt en is herkenbaar voor ingewijden.

Dit kan soms twee jaar van tevoren kenbaar zijn, soms ook heel kort voor het sterven en hierbij worden de al genoemde uiterlijke beelden (1), innerlijke beelden (2), en geheime beelden (3) onderscheiden:

  • I Element aarde lost op in water (verzwakking van de miltfunctie):

    dit is het gebied rond de navelstreek, omdat dit gebied alles met leven te maken heeft: de opwaartse en neerwaartse energiestrom (o.a het vermogen van het lichaam om rechtop te zitten).

    • 1) het aarde element beïnvloedt, vooral het spierweefsel – de beenderen en botten en het reukvermogen – de kracht verdwijnt uit het lichaam – de kleur van de huid en tandenverandert – de tastzin en het vermogen om onze bewegingen te beheersen neemt af.
    • 2) er kan een mistige sfeer waargenomen worden – met als reactie het wrijven in de ogen
    • 3) er kunnen hallucinaties plaatsvinden
  • II Element water lost op in vuur ( verzwakking van de nierfunctie):

    energie sluit zich rond het hartchakra

    • 1) het water beïnvloedt het bloed, de lichaamsvochten en het smaakvermogen – de glans van de huid verdwijnt – men krijgt een droge mond – de de neusvleugels vallen naar binnen – geen controle meer over de blaas
    • 2) er kan prikkelbaarheid onstaan
    • 3) er kunnen beelden als rookwolken worden waargenoen
  • III Element vuur lost op in lucht (verzwakking van de leverfunctie):

    energie concentratie rond de keelstreek

    • 1) het vuurelement beïnvloedt de lichaamstemperatuur en de kwaliteit van de huid, lucht, en ademhaling – de huid wordt vochtig omdat de warmte vanuit het lichaam naar buiten komt en we onze innerlijke warmte verliezen – de adem ui de neus en mond wordt koud en ook het lichaam begint koud aan te voelen.
    • 2) het bewustzijn is niet meer stabiel – er is soms herkenning, soms niet
    • 3) gewaarwording van kleine lichtpuntjes die op en neer flikkeren
  • IV Element lucht gaat op in ruimte (longen functioneren niet meer):
    • 1) de ogen draaien naar achteren in de kassen – ademhaling stokt – lange pauzes tussen de ademhalingen – er ontstaat gereutel vanuit het lichaam – controle over de ontlasting verdwijnt
    • 2) het bewustzijn verliest zich in illusies naar gelang het leven dat men geleid heeft – vredevolle of angstige beelden verchijnen
    • 3) gewaarwording als bij het licht van een kaarsvlam

Bij sommige personen komt het voor dat de vier actieve elementen (aarde, water, vuur en lucht) het normale proces doorlopen, maar dat de energie van het element ruimte niet direct ophoudt met functioneren en dat het hart nog een periode na de dood warm blijft.

De energie va het element ruimte blijft in het hart, omdat de persoon (het bewustzijn) in de staat van “aanwezig zijn” blijft.

Zoals de energiestromen zich oplossen, opgaan in elkaar, zo lossen ook de zintuigen op. met als laatste het gehoor. Het is daarom aan te raden bij stervenden zacht te spreken of te fluisteren. Wanneer de adem stopt gaat dit alleen om de uiterlijke ademhaling en zou men nog in het leven kunnen terugkeren (westen: schijndood)
Daarom, indien mogelijk, het lichaam laten rusten tot ook de innerlijke ademhaling ten einde is, ongeveer 2 á 3 uur na het stoppen van de uiterlijke adem.

De verschillende bestanddelen (elementen) waaruit het lichaam bij de conceptie werd opgebouwd, zijn zich bij het stervensproces op een andere manier tot elkaar gaan verhouden (werken niet meer samen).

  • V Ruimte gaat op in bewustzijn
    • Wanneer het element ruimte zich terugtrekt houdt het hart, het orgaan dat in relatie staat tot het element ruimte, op te functioneren.

      Er komt levensvocht uit het lichaam
  • Een andere kijk naar de dood
    • “Vaak ervaren we weerstand onze eigen sterven en dood aan een onderzoek te onderwerpen of om er zelfs maar aan te denken. We vinden het meestal niet de juiste tijd voor dit onderwerp, dat komt later wel. Het is daarom belangrijk om te weten hoe onze geest funktioneert, niet alleen overdag maar ook ‘s-nachts wanneer wij slapen en dromen tot op het moment van onze dood. Als wij dood en sterven onderzoeken ontdekken we dat de dood niet het angstaanjagende zwarte gat is waarin wij opgezogen en verslonden worden, maar een potentiële bron kan zijn van vertroosting, of zelfs van vreugde.

      Vanuit onze beperkte projectie houden we gewoonlijk sterven voor iets negatiefs, maar dat is alleen maar een versmalling in onze visie.

      In feite kan sterven een veel betere ervaring zijn dan al die ervaringen die we gewoonlijk voor aangenaam houden omdat deze gewone ervaringen ons niet die diepe ervaring van geluk en vrede kan geven. Een mooie bloem kan ons raken, maar kan ons niet de subtiele helderheid en vrede van de doodservaring schenken. Een vriend of vriendin kan ons wellicht een zekere mate van plezier of geluk geven, maar is niet in staat onze fundamentele problemen op te lossen; zij zijn slechts een tijdelijke oplossing voor een aantal van onze meer oppervlakkige problemen.

Maar ten tijde van onze dood houden echter al onze problemen en angsten op.
Wanneer alle tegenstrijdige denkbeelden vanzelf in ruimte oplossen, is de weg vrij om het buitengewone, subtielste inzicht te ervaren. We moeten daarom inzien dat de dood geen plotselinge en angsaanjagende totale vernietiging is, maar een geleidelijk proces van loslaten van ons lichaam met als gevolg dat ons bewusrzijn sttedszuiverde en subtieler wordt”.
H.H. Dalai Lama

www.hetbodhiblad.nl

Vorig artikel2500 euro steun voor Choklamsar
Volgend artikelBoeddhisme voor drukke mensen

Reacties zijn gesloten.