Home Spaces Boeddhistische Science In de boeddha schuilt geen Einstein

In de boeddha schuilt geen Einstein

64
0

natura-budista-2.gif

Om te beginnen heeft het boeddhisme een lage waardering voor de ons omringende wereld. Via onze materiële verlangens zouden we ons maar binden aan het ‘rad van wedergeboorte’, en kunnen we ons niet onttrekken aan het aardse leven dat vol is van eindeloos en onstilbaar lijden.

Maar er is een weg om je van dat lijden te bevrijden: via meditatie kun je je niet slechts tijdelijk beter voelen, je kunt ook definitief aan het rad van wedergeboorte ontsnappen als je in een psychische toestand van nirvana weet te geraken. Op dat moment zou je ‘verlicht’ worden.

Verlichting is dan ook het allesbepalende doel waarnaar een boeddhist streeft. Gerichtheid op de wereld van de feiten leidt je daar maar van af. Die wereld is slechts een illusie ten opzichte van het nirvana waarin het ware leven pas begint.

De empirie als illusie lijkt me niet bepaald bevorderlijk voor een wetenschappelijke houding. Dat geldt ook voor de wijze waarop het boeddhisme aankijkt tegen waarnemen. Zo betekent pashyana het zien van feiten. Het zien met open ogen is dus strikt genomen illusoir. Echt zien zou je pas als je je ogen sluit maar je gevoel opent: vipashyana zou het echte, gevoelsmatige kennen van de werkelijkheid zijn.

Veronderstelt het boeddhisme dus al een paranormaal kenvermogen bij een onverlichte, als verlichte zou men overladen worden met paranormale vermogens. Dan zou men abhiñña’s verwerven: door muren kunnen heengaan, verborgen dingen kunnen zien, kunnen vliegen, enzovoort. Vanuit de wetenschap rust er geen taboe op abhiñña’s. Voor hun bestaan is echter geen bewijs geleverd.

buddhismo-2.gif

Ook in logisch opzicht zit er vrij veel licht tussen wetenschap en boeddhisme, met name het zen-boeddhisme. De vroege zen-meesters moeten het verband tussen logica en feitelijke kennis ook al in de gaten hebben gehad, want zij dachten de verlichting dichterbij te kunnen brengen door het verstand uit te schakelen met raadsels die geen logische oplossing hebben, koanen geheten. Een beroemd voorbeeld is ‘Wat is het geluid van één klappende hand?’.

Een volleerde zen-meester heeft zich ten minste vijftien jaar met honderden koanen beziggehouden. Zou hij in al die jaren ook veel aan wetenschap hebben kunnen doen of zou hij daarna beter dan bijvoorbeeld een Nederlandse doctorandus gekwalificeerd zijn voor feitelijk onderzoek?

De buitenwereld als illusie, de verlichting als doel, uitgaan van de mogelijkheid om de werkelijkheid gevoelsmatig te kennen, door muren lopen en andere paranormale vermogens voor feitelijk houden, jarenlang werken met onlogische raadsels: ik kan er niets van een wetenschappelijk wereldbeeld in zien.

Algemeen geldt dat esoterici ervan uitgaan dat de huidige menssoort tot ‘heldere kennis’ in staat zou zijn. Welnu: heldere kennis wijkt van feitelijke kennis af op ten minste twee essentiële punten.

Feitelijke kennis komt tot stand in wisselwerking met de dingen waar zij betrekking op heeft, terwijl men heldere kennis louter in zichzelf voelt. Feitelijke kennis is geldig en betrouwbaar. Van heldere kennis daarentegen is, net als van abhiña’s, nog geen spoor gebleken.

Kortom: esoterie en wetenschap sluiten elkaar eerder uit dan in – dat geldt ook voor het boeddhisme. Toch is er genoeg positiefs over de esoterie te melden. Zo maken esoterici op mij doorgaans een tolerantere en minder opgejaagde indruk dan niet-esoterici. En ook protesteren ze terecht tegen allerlei reductionistische en fragmenterende vormen van (pseudo-)wetenschap, vooral in de mens- en maatschappijwetenschappen. Ik bepleit dan ook volstrekt geen intolerantie jegens de esoterie in het algemeen of jegens het boeddhisme in het bijzonder. Wel zet ik grote vraagtekens bij hun wetenschappelijkheid.

Ik ken maar één levensbeschouwing die past bij het wetenschappelijke wereldbeeld: het agnosticisme. Het stelt in alle bescheidenheid dat de vermogens van de homo sapiens sapiens eenvoudigweg tekort schieten om tot allerlei vormen van heldere kennis te komen. Zelfs atheïsten gaan om wetenschappelijk te blijven een stap te ver: hun ene geloofsartikel luidt dat ze nu al zeker weten dat het goddelijke niet bestaat.

Bron:De Volkskrant




Vorig artikelDe Tōji tempel
Volgend artikelTheesoorten