Home Spaces Boeddhistische Culture Cultuur en Religie in Korea

Cultuur en Religie in Korea

68
0

Boeddhistische zang en dans



Bumpae is een rituele zang- en dans-ceremonie. Ze worden deels uitgevoerd door nonnen en leken-vrouwen, en deels door monniken. Ze hebben als inhoud een lofprijzing op de Boeddha en zijn geheiligde woorden. Het festival werd dit jaar georganiseerd door het National Theatre of Korea. “Hoewel boeddhisme in Korea werd geintroduceerd in de vierde eeuw, geraakte de praktijk van Bumpae pas in zwang in de negende eeuw, en wel voor het eerst in de Okchon-sa tempel, in het zuiden van Zuid-Korea” zegt de redacteur.

Het Buddhism Music Research Institute meldde dat Bumpae (Pompae) werd geïntroduceerd door de monnik Jingan-guksa die tijdens de T’ang-periode in China had gestudeerd (en van wie we dus mogen aannemen dat hij het ritueel van daar mee terug bracht naar zijn land. In het hedendaagse China is er geen ritueel meer dat vergeleken kan worden met het Koreaanse Bumpae.) Niettemin, gaat BMRI verder, zijn er aanwijzingen die duiden in de richting van een eerdere Bumpae-traditie in Korea.

jong.gif

Traditioneel wordt het dansgedeelte aangeduid met het woord Jakbub.
BMRI zegt dat de ceremoniële dans in vieren onderverdeeld kan worden: een cymbaal-dans (baramu), een vlinderdans (nabimu), een trommeldans (beopgomu), en een andere vlinderdans (tajumu).

Bekend is niet wanneer deze dansen in zwang kwamen. Een legende zegt dat het een heropvoering is van de monnik Kassyapa’s (Gaseop) vreugdevolle dans nadat Boeddha de bloem had opgeheven en hij de enige in het gezelschap was die de betekenis ervan doorgrondde.

Een andere legende zegt dat de Chinese monnik Jo Sik (‘sick’ of ‘seck’ is Cantonees voor monnik) eens een berg beklom, een vreemd geluid uit de hemelen hoorde, en dat op dat moment een menigte vissen danste op het geluid. Deze laatste twee gebeurtenissen worden nagedanst door monniken, niet door vrouwen.

De door monniken uit te voeren ceremonie en dans is bijzonder moeilijk, en er zijn er maar een paar die het kunnen. Normaliter neemt zo’n ceremonie een hele dag in beslag, maar omdat het deze keer op toneel werd opgevoerd waren de sessies sterk ingekort, zo konden meer mensen er kennis van nemen. Alle onderdelen van dit ritueel van dansen en zingen, inclusief het ritueel genaamd Jongsanjae, behoren tot Zuid-Korea’s cultureel erfgoed en staan dan ook op de lijst die “Belangrijke Onvervreembare Eigendommen” heet.

De recitatie van Jongsanjae is in feite de recitatie van de Lotus Soetra, de Saddharma-pundaríka sutra. Op 1 oktober 2009 werd bekend dat de Unesco deze dans, met nog vier andere Koreaanse culturele uitingen op de lijst “Intangible Cultural Heritage” had geplaatst, “niet tastbaar cultureel erfgoed”.

Een web-afbeelding van Okchon-sa is niet voorhanden, maar buddhapia.com heeft een informatieve webpagina over de algemene karakteristieken van koreaanse tempels.
Yeonhwadae

Begin juni 2007 hield Kim Myeong-jun, onderzoeker aan de Dankook universteit een lezing over de traditionele muziek van Korea.

Een “eersteklas voorbeeld” van wat hij wereldmuziek noemde is naar zijn mening de dans die “Yeonhwadae” (jon hwa dè) wordt genoemd. Dit is een dansvorm die oorspronkelijk ontstond tijdens de chinese Noordelijke Dynastie (368-534) en die later migreerde naar Korea. “Yeonhwadae” betekent: de plaats waar beelden van Boeddha en Bodhisattvas gezeten zijn.

jongsanjae.gif

De Tripítaka Koreana



De Tripítaka Koreana, bewaard in de Haeinsa-tempel, is een serie in 18.258 houten planken gegraveerde uitgave van de gehele boeddhistische canon. Het werk ontstond in de zeventiende eeuw en werd uitgevoerd door een groep toegewijde monniken van Haeinsa-tempel in Zuid Korea. Het werk bestaat uit 15 miljoen karakters die zo perfect zijn uitgevoerd dat het lijkt of slechts een persoon ze gegraveerd heeft. De behuizing van de Tripitaka Koreana is op zichzelf al een wonder: het werk is over de eeuwen in perfecte conditie gebleven zonder dat ook maar enig houtblok gespleten is of krom is getrokken. Dit is het resultaat van een perfecte natuurlijke airconditioning die naar het schijnt door geen enkel mechanisch systeem kan worden geëvenaard.
In 1992 begon een groep monniken de canon te computerizeren. Het werk bleek echter al snel te gecompliceerd voor relatieve leken, zodat in 1994 een bedrijf met de naam Samseong Group te hulp snelde. In het jaar 2000 meldde het bovengenoemde bedrijf Highbeam een eerste resultaat. Een serie van “15 sheets of CD-Roms” was gereed gekomen.

tripitaka5.gif

Nu in 2004 het hele project is afgerond, inclusief de door Haeinsa gewenste extra digitalisering, organiseerden de monniken een bijzondere ceremonie in het bibliotheek-gebouw, met de wens dat een groot publiek kennis zal kunnen nemen van al hetgeen de Tripítaka Koreana behelst.

In een ultrakorte bijdrage toonde de koreaanse ChosunIlbo van 23 oktober 2006 hoe “inwoners van Hapcheon-gun boeddhistische Geschriften, bekend als de “Tripítaka Koreana”, of de “Palman Taejanggyong” die meer dan 80.000 blokdrukken omvat, op hun hoofd dragen.”

Deze processie vond op 22 oktober, in de regen, plaats voor de hoofdtempel van de Jogye Orde in Seoul. Met deze processie werd opnieuw opgevoerd hoe 600 jaar geleden de boeken van het Ganghwa-eiland naar de Haeinsa-tempel in Hapcheon-gun werden gebracht.

Tijdens de achtste International Advisory Committee die in Pretoria, Zuid-Afrika gehouden werd, heeft de Unesco de Tripítaka Koreana aan de Werelderfgoederen-lijst toegevoegd. Dit werd op 18 juni 2007 bekend gemaakt.

In 2011 wordt gevierd dat de Tripitaka Koreana 1000 jaar oud is. Besprekingen tussen Noord en Zuid die in de eerste twee maanden van 2010 werden gevoerd, hebben opgeleverd dat Noord-Korea zal deelnemen aan deze viering.

tripitaka.gif

Schildertechniek genaamd Suwol-gwaneum-do



Op 25 november 2004 werd voor het eerst een uniek schilderij uit de Koreaanse Goryeo dynastie (935 – 1394) getoond. De schildertechniek is bekend onder de naam “Suwol-gwaneum-do”, en van het genre zijn wereldwijd slechts 38 werken bekend, waarvan Korea er 10 heeft.
Dit meldde de Koreaanse pers diezelfde dag.

Het werk, in juli van dat jaar aangeschaft door het Japanse Amore Pacific Museum bevindt zich nu in Korea en zal binnenkort worden aangemerkt als een van de “nationale kostbaarheden”.

Het schilderij toont Avalokiteshvara bodhisattva, ofwel Gwaneum Bosal in het Koreaans.

Ze is afgebeeld in een van de haar typerende houdingen met de rechtervoet op de linkerdij, en het linkerbeen afhangend van haar zetel.
Bedekt met een doorschijnende voile wordt ze geflankeerd door de jonge Súdhana, de protagonist van het laatste hoofdstuk uit de Avatàmsaka Soetra, het canonieke werk waar het Koreaanse boeddhisme hoofdzakelijk op steunt.

suwol-gwaneum.gif

Het schilderij is wat men noemt een “water-maan-Avalokiteshvara”; het is een nachtschildering waarin Avalokiteshvara, zittend bij het water, mijmert over het illusoire, zoals de weerschijn van de maan in het water niet de echte maan is, en de ‘echte’ maan illusoir, want voor zijn bestaan afhankelijk van voorwaarden en condities.

In de Avatàmsaka-versie die Buddhabadra optekende, en die de bron is waar de chinese, koreaanse en japanse tradities uit putten, staat in de passage die over Avalokiteshvara gaat wellicht dat Súdhana hem ‘s-nachts ontmoette; in de Shiksanànda-versie die in 1993 naar het engels werd vertaald staat niets over dag of nacht. Het is deze laatste versie die bekend is in de tibetaanse traditie, en het is dan ook niet verwonderlijk dat er geen tibetaanse versies zijn van “water-maan-Avalokiteshvara” schilderingen. In die Shiksanànda-versie staat wel dat Súdhana Avalokiteshvara benaderde op het moment dat de laatste, verblijvend op het eiland Potálaka, “op een groot rotsblok van diamant (= onwrikbaar, onvernietigbaar) was gezeten”, omringd door een groot aantal bodhisattvas aan wie hij de Dharma predikte. Dat rotsblok vinden we voortdurend terug in de “water-maan-Avalokiteshvara” schilderingen.
De filosofie over het illusoire wordt onderandere naar voren gebracht in de Soetra van het Gouden Licht. Daarin vinden we de regels: “Het werkelijke dharmalichaam (dharmakāya) van Boeddha | gelijkt de lege ruimte; | Het toont zijn vorm in respons op de fenomenen | zoals de maan (reflecteert) op het water.”

Deze gedachtegang is karakteristiek geworden voor Linji-chan of rinzai-zen-stroming die de meditatieve praktijk van het merendeel van de koreaanse monniken-gemeenschap (m/v) is geworden.

Suwol-Gwaneum-Do6.gif

Kyongju, levend museum



In Kyongju in Zuid Korea is opnieuw een beeld gevonden dat ooit in de rotsen werd uitgehouwen.

Het beeld meet ca. 230 cm. hoog, en 60 cm. breed, en stelt Boeddha voor in een pij zoals die gedragen werd in de tijd van “de Drie Koninkrijken”.
Wind en zand hebben er in de loop van de eeuwen hun sporen op nagelaten, maar archeologen hebben vastgesteld dat de beeldhouwtechniek uit de 7e eeuw stamt, de eerste dagen van Kyongju als hoofdstad van het oude Silla-rijk.

Bron : www.buddha-dharma.eu




Vorig artikelMaha Satipatthana Sutta – inleiding
Volgend artikelSamadhi en de Yoga