Baobab (Adansonia) is een geslacht van acht soorten dikstammige bomen uit droge, warme gebieden. Zes soorten stammen uit Madagaskar, één soort uit het vaste land van Afrika en één soort uit Australië. De wetenschappelijke naam van het geslacht is ontleend aan de Franse natuuronderzoeker Michel Adanson. De bomen worden 5 tot 25 m hoog en hebben een uitzonderlijk grote stamomtrek (diameter van de Afrikaanse baobab tot 11 m met een omtrek tot 34 m). De boom slaat water op in de dikke stammen tijdens het natte seizoen om zo het droge seizoen te kunnen overleven.
De zes Malagasische soorten zijn de nationale boom van Madagaskar. Deze soorten staan alle op de rode lijst van de IUCN.
Soorten
* Adansonia digitata – Afrikaanse baobab (Centraal- & zuidelijk Afrika), Afrikaanse apenbroodboom
* Adansonia grandidieri – Baobab van Grandidier (Madagaskar)
* Adansonia gregorii (synoniem: Adansonia gibbosa) – Australische baobab, boab (noordwesten van Australië)
* Adansonia madagascariensis – Malagasische baobab (Madagaskar)
* Adansonia perrieri – Baobab van Perrier (Madagaskar)
* Adansonia rubrostipa (synoniem: Adansonnia fony) – Fony baobab (Madagaskar)
* Adansonia suarezensis – Suarez baobab (Madagaskar)
* Adansonia za – Za baobab (Madagaskar)
Door zijn vorm lijkt het alsof de baobab op zijn kop staat. Volgens een legende van de bushmen (het San-volk) is de boom voor straf door de goden uit de hemel op de aarde gegooid en op zijn kop terechtgekomen. Daardoor lijkt het alsof de wortels in de lucht steken (en de kruin in de grond staat). De bomen kunnen erg oud worden. Afrikaanse olifanten eten de zachte bast van de Afrikaanse baobab. Onder meer bavianen en andere apen eten de vruchten. Daarom worden de bomen ook wel apenbroodboom genoemd.
