Home Nieuws Recent onthuld reliek in China zou van Sakyamuni Boeddha zijn

Recent onthuld reliek in China zou van Sakyamuni Boeddha zijn

71
0

bouddha-jaune.gif

Het Chinese persbureau Xinhua liet op 14 juni weten dat de dag ervoor, in aanwezigheid van tv-cameras, archeologen en monialen tijdens een ceremonie in de Qixia-tempel (sjiesja) in Nanjing een reliek werd onthuld.

People Daily had er een uitgebreide fotoreportage over. Hier ziet u de reliekhouder voordat deze geopend werd.

Het reliek werd twee jaar geleden aangetroffen in een “underground palace” dat in het jaar 1011 werd gebouwd onder de voormalige Changang-tempel (sjangáng) in genoemde stad. Op de restanten van de Changang-tempel werd tijdens de Ming-dynasty (1368-1644) de Grote Bao’un-tempel gebouwd, die sindsdien ook tot ruïnes is vervallen.

De reliekhouder die naar boven kwam wordt de “Seven-Treasure Pagoda of King Asoka” genoemd.

Koning Asoka is wel de belangrijkste boeddhistische koning/keizer van India geweest.

Binnenin deze reliekhouder werd iets aangetroffen dat wordt geïdentificeerd als een stukje hersenschors (het pariëtale bot) van Boeddha.
Het reisverslag van Faxian(*) die tussen de jaren 399 en 414 India, (Pakistan), en Sri Lanka bereisde spreekt in hoofdstuk 13 over een stukje schedel van Boeddha dat bewaard werd in het land van Nagāra, in de buurt van het huidige Peshawar in Pakistan. Legge vertaalt het woord voor dit bepaalde reliek met “flat-bone” (van de schedel), terwijl we in Nanjing te maken hebben met een versteend stukje hersen dat verre van plat of vlak is.

Het “flat-bone” reliek was het eigendom van de koning van die streek die het liet bewaken door acht mannen uit de meest vooraanstaande families van dat land waarvan de hoofdstad Hidda zou zijn geweest. We moeten er maar van uit gaan dat de koning, eenmaal verslagen door een concurrent, zijn reliek naar andere streken zag vertrekken. En zo kan het, overwinning na nederlaag, in Nanjing terecht gekomen zijn — áls dit het zelfde, door Faxian beschreven reliek is, en niet een ander overblijfsel.

Het verhaal over de crematie van Boeddha zegt dat er tijdens de crematie een geweldige regenbui losbarstte waardoor niet weinig relieken achterbleven. Deze relieken werden aanvankelijk in acht porties verdeeld en meegegeven aan gemeenschappen die deze zouden begraven onder, of inmetselen in stoepas doorheen India.

Het nevenstaande verhaal toont dat de koning van Nagāra (hoe hij aan het reliek kwam weet niemand) die regel van begraven of inmetselen niet volgde, maar het in een tempel bewaarde, het iedere morgen buiten in het zonnetje liet tentoonstellen, er wierook en bloemen aan offerde, waarna het ‘s-avonds weer naar binnen werd gedragen en het achter acht dikke deuren met indrukwekkende sloten werd opgeborgen.

In de tot het Kleine Voertuig horende Mahāparinibbāna soetta geeft Boeddha zijn attendant Ānanda instructies over zijn crematie en wat daarna. Daarin zegt hij dat er over zijn stoffelijke resten een stoepa gebouwd moet worden zoals dat ook gebeurde over die van vorsten. (Uiteindelijk was hij een vorstenzoon.) Maar Boeddha zegt daar niet dat zijn stoffelijke resten onder het publiek verdeeld mochten worden. Dat was een vinding van een verstandig handelaar die zag hoe aanwezigen na de crematie in de as graaiden, en bereid waren te gaan plukharen over wat ze daar opduikelden.

Boeddha Sakyamouni
Boeddha Sakyamouni

Tussen 24 en 27 juni zijn in de Srilankaanse plaats Anuradhapura relieken van Boeddha tentoongesteld geweest, plus de as van koning Dutthu-gémunu.
De container met as was in 1946 van onder de Dákkhina Stoepa uitgegraven. De Dákkhina Stoepa, zegt de Archeological Survey of Ceylon in 1946, werd vóór de uitgraving de “Elala’s Tomb” genoemd, en lag op dat moment in ruïnes. De Stoepa zou opgericht zijn geweest tijdens de regering van Vátta-gāminī Abháya, eerste eeuw vC. Het zou tijdens die regeringsperiode zijn geweest dat de (theravāda) canon voor het eerst op schrift zou zijn gesteld. Het zou kunnen, maar veel, zo niet alles wijst er op dat wat er ook op schrift werd gesteld, het de nu bekende zuidelijke versie van de theravāda-canon nog niet was, maar wellicht fragmenten van verwante stromingen die al wel aanwezig waren in Tamil Nadu, en dus ook op Sri Lanka. Zie daarvoor de Sri Lanka-pagina.

Koning Dutthu-gémunu, zeggen S.J. Guna-ségaram en de wikipagina, kwam uit het uiterste zuiden van Sri Lanka. Gunaségaram voegt er aan toe dat hij de zoon van een Naga-opperhoofd was. Voor de huidige Singhala-bevolking is dit moeilijk te verteren omdat er een geschiedschrijving is ontstaan volgens welke alle koningen van Ceylon/Sri Lanka, van de eerste tot de laatste, uiteindelijk afstammelingen waren van Noordindiase vorstenhuizen en niet van al dan niet boeddhistische stammen op Sri Lanka.

De Dīpa-vamsa, de Kroniek van het Eiland, zegt Gunaségaram, spreekt niet over enige oorlog die Dutthugemunu, of Duttha-gámini heeft gevoerd, niet met inlandse tegenstanders, en niet met inlandse Tamils of Tamils van over het water. Dit in tegenstelling tot vermeldingen in de Mahā-vamsa, de Grote Kroniek (over de geschiedenis van Sri Lanka).

http://www.buddha-dharma.eu/160710.html

Vorig artikelThee : De Geschiendenis
Volgend artikelBoeddhisme vooor kinderen